De val van Henk Buck

De val van Henk Buck

(beeld uit het televisieprogramma Andere Tijden)

 

Het historische radioprogramma OVT memoreerde onlangs de Affaire Buck, naar aanleiding van het overlijden van  Henk Buck (1930-2023). Deze hoogleraar chemie beweerde in 1990 mogelijk een medicijn te hebben gevonden tegen AIDS, maar zijn onderzoek bleek onjuist. In OVT vertelde hoogleraar farmaceutische geschiedenis Toine Pieters over dit wetenschappelijke drama. In mijn boek Ontspoorde wetenschap publiceerde ik in 2012 de volgende reconstructie over de val van Henk Buck.

De Eindhovense chemicus Henk Buck van het Laboratorium voor Organische Chemie bracht groot nieuws op 12 april 1990: hij had een nieuwe methode gevonden om het aidsvirus te bestrijden en een medicijn was onder handbereik, zo meldde hij op televisie. Het was het begin van een geschiedenis met een dramatische afloop. Het was ook de eerste zaak waarbij beschuldigingen van wetenschapsfraude in de media kwamen en onderzoekscommissies moesten beoordelen wat er mis was gegaan. Twintig jaar later raakten de gemoederen nog steeds verhit over details, zo merkte ik in 2012 bij mijn reconstructie voor mijn boek Ontspoorde wetenschap.

De Amsterdamse viroloog Jaap Goudsmit van het Laboratorium voor Humane Retrovirologie, die sinds anderhalf jaar met Buck samenwerkte en nu samen met hem in het Amerikaanse tijdschrift Science publiceerde over de nieuwe methode, was in april 1990 niet erg te spreken over Bucks televisieoptreden. ‘Dit had nooit zo, op deze volstrekt overdreven wijze, naar buiten mogen komen. Waar dat aan ligt? Ja, puur overenthousiasme van collega Buck,’ klaagde Goudsmit destijds tegen De Telegraaf. Ook andere aidsdeskundigen waren ongelukkig met Bucks uitspraken, en vonden dat hij geen ijdele hoop had mogen wekken. Buck trok zich weinig aan van deze kritiek en verklaarde dat een ‘dorpshoogleraartje uit De Peel’, zoals hij zichzelf noemde, nu eenmaal niet zo snel serieus wordt genomen.

Op Bucks presentatie mocht dan veel aan te merken zijn, de methode die het sluwe aidsvirus in bedwang zou kunnen krijgen, was een wonder van elegantie. Hij had een verfijning bedacht van de zogenaamde antisense RNA-techniek, waarmee erfelijke eigenschappen van een plant of een dier kunnen worden uitgeschakeld. Zo was het wetenschappers van de Vrije Universiteit bijvoorbeeld al gelukt erfelijk materiaal van een petunia uit te schakelen, zodat die niet paars maar wit werd. Dit lukte door het deel van de sense-DNA-streng die de erfelijke informatie voor de kleur paars bevat, af te plakken met een stukje antisense-DNA. Buck wilde hetzelfde principe toepassen op stukjes RNA van het aidsvirus. Hij maakte stukjes antisense-DNA die precies het spiegelbeeld waren van het virus-RNA.

Bucks eigenlijke vondst was dat hij op dit antisense-DNA kleine methylgroepen had aangebracht, waardoor de fosfaten hiervan geen elektrische lading meer hadden. Hierdoor kon het antisense-DNA de cel binnendringen om het virale RNA op te sporen tussen het menselijk DNA, zonder zelf te worden aangevallen door enzymen die in actie komen als ze vreemd DNA ontdekken. Als Bucks ‘fosfaatgemethyleerd DNA’ zich eenmaal had gehecht aan het aidsvirus-RNA was dat geblokkeerd en kon het zich niet meer vermenigvuldigen en verspreiden door het lichaam. Bovendien leek het menselijk DNA ongevoelig voor het fosfaatgemethyleerde DNA.

Goudsmits team had Bucks stof in laboratoriumproeven getest, en geconstateerd dat al bij heel lage doses het verloop van de hiv-infectie in menselijke cellen werd geblokkeerd. De remming was zelfs een van de sterkste die ooit in experimenten met mogelijke anti-aidsmiddelen was gevonden.

In Het Parool verscheen de zaterdag na Bucks televisieoptreden echter een verontrustend bericht. De Leidse hoogleraar Organische chemie dr. J.H. van Boom wees erop dat in laboratoria waargenomen biologische effecten soms worden veroorzaakt door een verontreiniging en niet door de experimentele stof zelf. ‘Zelfs bij een heel kleine verontreiniging is het al moeilijk voor honderd procent te zeggen dat het jouw verbinding is die het doet. Je moet verduveld zeker zijn van je zaak, anders kan het zijn dat je iets de wereld in brengt dat in feite een doodgeboren kindje is.’

Buck verdedigde zich tegen deze kritiek door te stellen dat een gerenommeerd blad als Science niet zomaar een artikel accepteert. Van Boom bracht hier tegenin dat een algemeen blad als Science minder hoge eisen stelt aan de uitwerking van de chemische details van een publicatie en dat aan de chemische vaktijdschriften overlaat.

Vijf dagen later had Het Parool een tweede primeur. Een hoogleraar uit Bucks vakgroep, prof.dr. C.A.A. van Boeckel, bleek een maand voordat Buck de publiciteit zocht twee brieven aan het bestuur van de TU Eindhoven te hebben geschreven, waarin hij stelde dat de samenstelling van Bucks stof erg onzuiver was, zoals bleek uit eerdere analyses van Bucks promovendus Morris Moody. Ook hem had Bucks manier van optreden in de media gestoord.

Van Boeckel drong erop aan dat de samenstelling van Bucks stoffen snel openbaar zou worden gemaakt: ‘Het is onjuist dat Buck steeds spreekt over “mijn stof” terwijl hij niet eens weet wat hij in handen heeft.’ Hij liet verder weten zich te zullen beraden op zijn positie als hoogleraar voor één dag in de week aan de TU Eindhoven als er niet serieus naar de zaak gekeken werd. De kritiek van Van Boeckel was echter in de ogen van het College van Bestuur verdacht, omdat hij naast zijn hoogleraarschap ook vier dagen in de week werkte bij het farmaceutische bedrijf Organon in Oss, en een alternatief voor Bucks methode probeerde te ontwikkelen. Het College meende daarom dat op de achtergrond een strijd om octrooien speelde en deed het volgende bericht uitgaan: ‘Het College van Bestuur betreurt deze polemiek. De wetenschappelijke discussie hoort plaats te vinden in de daartoe geëigende organen. De wetenschappelijke integriteit van prof. Buck (…) is boven alle twijfel verheven.’ Van Boeckel nam daarna ontslag.

In Amsterdam bleef Goudsmit Buck intussen ook onvoorwaardelijk steunen: ‘De spullen die ik van Buck heb gekregen zijn prima, en ik heb geen enkele reden om aan zijn werk te twijfelen. Ik stel toch ook mijn kwaliteitseisen?’

In juni konden de bestuurders van de TU Eindhoven de kop echter niet langer in het zand steken, omdat er inmiddels een aantal onderzoekers van Bucks vakgroep waren opgestapt, onder wie de tweede auteur van het artikel in Science, dr.ir. L.H. Koole. Daarop stelde ing. A.A.G. van Mierlo, de directeur-beheerder van de faculteit Scheikundige technologie, een commissie samen die bestond uit drie hoogleraren uit de faculteit: prof.dr. Emmo Meijer, prof.dr.ir. Carl Cramers en vice-decaan prof.dr. Piet Lemstra. De commissie-Lemstra sprak met een aantal personen uit de inmiddels versplinterde vakgroep: (oud) deeltijdhoogleraar Stan van Boeckel en zijn promovendus, het staflid dr.ir. Leo Koole, twee promovendi van Buck en Jaap Goudsmit.

In augustus 1990 deed de commissie-Lemstra in een vertrouwelijk rapport verslag aan het College van Bestuur. Dit deed daarop een persbericht uitgaan met onder andere de volgende inhoud: ‘De uitspraken van de Eindhovense hoogleraar prof.dr. H.M. Buck over de toepasbaarheid van zogenaamd fosfaatgemethyleerd DNA in de strijd tegen aids blijken voorbarig te zijn geweest. Tot op heden is niet bewezen dat waargenomen remmingen van het aidsvirus conform de theorie van Buck zijn toe te schrijven aan fosfaatgemethyleerd DNA. (…) Daardoor is ook niet te bewijzen, dat de in Amsterdam geconstateerde blokkerende werking van dit materiaal op het aidsvirus is toe te schrijven aan fosfaatgemethyleerd DNA. Slechts via nadere analyses is te achterhalen, hoe de geconstateerde effecten wel verklaard kunnen worden. Een mogelijkheid is dat deze toegeschreven moeten worden aan onbedoelde producten van de in Eindhoven gevolgde synthesemethode. Geconcludeerd mag dan ook worden dat deze methode ongeschikt is gebleken om fosfaatgemethyleerd DNA van voldoende lengte te produceren,’ aldus het persbericht van 30 augustus 1990. Buck reageerde dat de conclusies van de commissie-Lemstra discutabel waren.

De commissie-Lemstra had vastgesteld dat al in het voorjaar van 1989 enkele promovendi waren gaan twijfelen aan Bucks methode. Van Boeckel was daarom begonnen met de ontwikkeling van een alternatief. Buck had deze kritiek echter genegeerd en wilde ook niets horen over de ontwikkelde alternatieve methode. De commissie vond dit slecht management van Buck, maar voerde als verzachtende omstandigheid aan dat hij door de mogelijke commerciële toepassingen en octrooiafspraken onder grote druk stond.

Buck had zich te veel laten meeslepen door de stroomversnelling waarin het onderzoek was geraakt. ‘Toen de redactie van Science vervolgens ook nog bereid bleek de aan haar voorgelegde rapportage van de onderzoeksresultaten te publiceren, ontstond een sfeer, waarin kritiek nauwelijks nog bespreekbaar was,’ zo concludeerde de commissie volgens een persbericht van de TUE. Overigens werd in het rapport van de commissie-Lemstra door een promovendus van Buck gemeld dat ook het volgens de alternatieve methode-Van Boeckel gesynthetiseerde fosfaatgemetyleerd DNA geen biologische activiteit vertoonde. Dit werd bevestigd door de latere commissie-Koumans.

De besturen van de TUE en van Bucks faculteit beraadden zich na kennisname van het rapport op de situatie. Hoewel de bestuurders zeiden niet te twijfelen aan Bucks goede bedoelingen, vonden ze toch dat hij had gefaald als leider van zijn onderzoeksteam. Ze concludeerden dat hij zijn functie van voorzitter van de vakgroep Organische chemie moest neerleggen. Het bestuur zou nog met Buck bespreken welke positie hij in de vier jaar die hem scheidden van zijn emeritaat binnen de faculteit zou kunnen innemen, want zijn wetenschappelijke expertise als organisch chemicus moest behouden blijven voor de universiteit. De details van wat zich tussen januari 1989 en april 1990 had afgespeeld rondom Buck hield het College van Bestuur van de TU Eindhoven geheim, tot woede van de universiteitsraad, die het College ervan verdacht eigen fouten te willen verdoezelen. Als compromis werd er een tweede, onafhankelijke commissie aan het werk gezet, onder leiding van prof.ir. Wim Koumans.

Goudsmit had de samenwerking met Buck intussen opgezegd. Hij was vooral boos dat Buck hem nooit had verteld dat er al zo lang twijfels bestonden over de zuiverheid van het testmateriaal. Pas twee maanden na de publicatie in Science had hij te horen gekregen dat het fosfaatgemethyleerde DNA niet aan te tonen was in het door hem gebruikte testmateriaal. Nu de werkelijke waarde van Bucks materiaal was gebleken, nam Goudsmit het initiatief een wetenschappelijke correctie aan te bieden aan Science, die was ondertekend door zowel Goudsmit als Buck.

Het Parool publiceerde een artikel waarin Buck door zijn promovendi werd betiteld als ‘een pure dictator’. ‘Buck besliste alles van bovenaf. Wij mochten van elkaar niet weten waar we mee bezig waren. Iedereen werkte op een eilandje. Zoiets als werkoverleg, toch heel normaal in een onderzoeksgroep, was hier bij de DNA-groep ondenkbaar,’ klaagde een promovendus. Achter de rug van Buck om was er wel degelijk overleg binnen de vakgroep, maar dit ontging hem niet, vertelde een andere promovendus: ‘Er liep altijd iemand over de zalen om voor Buck te controleren waar we mee bezig waren, en welke stoffen we gebruikten voor onze proeven.’ Buck maakte zelf ook een dagelijkse ronde door zijn laboratorium. Zijn medewerkers verstijfden op zulke momenten, bang als ze waren op hun falie te krijgen: ‘De ene keer was het een potje dat open was blijven staan, de andere keer had je alleen je haar niet gekamd.’

In zo’n klimaat was er moed voor nodig om kritiek te uiten, aldus Het Parool. Enkele promovendi hadden Buck al in het voorjaar van 1989 verteld dat veel kleinere DNA-moleculen niet waren gemethyleerd, en de lange DNA-moleculen zelfs helemaal niet. Buck zou hun hebben verboden om het werk van anderen af te kraken.

In het najaar van 1989 had het laboratorium een apparaat voor controle-experimenten gekocht. De promovendi ontdekten dat Buck ten onrechte volhield dat zijn stof gemethyleerd was. ‘We zijn naar zijn kamer gegaan, en hebben alle gegevens op tafel gelegd. Urenlang hebben we daar gezeten om Buck en Van Genderen uit te leggen wat het betekende. (…) Uiteindelijk ontaardde het in een scheldpartij, waarin Buck ons probeerde te intimideren. We moesten onze mond houden over die analyses. “Als je nog eens met zoiets aankomt, dan zetten we een punt achter je promotie,” kregen we te horen,’ zo vertelden zij aan Het Parool.

Een maand later ontdekte de moleculair bioloog dr. Henk Kocken, die een half jaar eerder in het Eindhovense lab een site-specifieke blokkering had vastgesteld van een geselecteerd gen van een E.coli met fosfaatgemethyleerd DNA zoals ook gebruikt bij Goudsmit, bij een experiment met een ander apparaat, een NMR-machine, dat wat Buck bestempelde als gemethyleerde DNA-moleculen in feite giftige bijproducten waren: ‘Toen ik met (aio) Morris Moody die plaatjes zat te bekijken, zag Van Genderen ons discussiëren. Buck werd erbij gehaald. Hij verbood ons om nog met de NMR te werken, of over de gevonden resultaten te praten.’

In het bewuste artikel in Science stonden ook twee spectra afgedrukt die waren gemaakt met de nmr-machine. Volgens de promovendi konden die nooit zo zijn gemeten door Marcel van Genderen, die deze metingen zou hebben uitgevoerd. Een van de promovendi zei tegen Het Parool: ‘De druk in de groep om resultaten te vinden die de theorieën ondersteunden was zodanig dat het niet ondenkbaar is dat dit spectrum is “gegenereerd”.’ Van Genderen weigerde Het Parool uitleg te geven over de precieze totstandkoming van dit spectrum. In 2012 wil hij daar desgevraagd nog steeds niet op ingaan.

Ook de commissie-Koumans, die in december 1990 uiteindelijk rapport uitbracht, had zich gebogen over dit spectrum. Wie hiervoor verantwoordelijk was liet zij in het midden, maar de conclusie was wel dat het hier ging om een ‘toevallig afwijkend resultaat, selectief gekozen uit een groot aantal overigens onbruikbare meetresultaten, een atypisch resultaat dus. In de ogen van de commissie grenst dit zeker aan vervalsing.’

Buck zelf had zich al die tijd niet kunnen verdedigen in de Nederlandse pers. Hij was met ziekteverlof gegaan en had in oktober om vroegtijdige uittreding gevraagd. Bovendien had hij lange tijd een spreekverbod opgelegd gekregen door het College van Bestuur. In december 1990, een week na verschijning van het rapport-Koumans, kregen twee Trouw-journalisten hem uiteindelijk te spreken. ‘Ik begrijp niet waarom voor mij op geen enkele wijze naar verzachtende omstandigheden is gezocht, wel voor de directeur van de faculteit en voor het College van Bestuur,’ zei Buck. ‘Waarom figureren in het rapport alleen de hoofdpersonen, en dan vooral Van Boeckel en Buck? (…) Terwijl een laboratorium een gemeenschap van mensen is, met een collectieve verantwoordelijkheid. (…) Collectieve schuld is in dit rapport individuele schuld geworden. Bucks schuld. Ik kan niet alleen verantwoordelijk gesteld worden, want op die manier komt het erop neer dat ik vervalsing heb gepleegd met een van de meetresultaten. Ik zou een meetresultaat te mooi om van te dromen uit een reeks van onbruikbare hebben gelicht. Wie heeft daar op zijn 61ste nog behoefte aan? (…) Goed, ik heb die controle achterwege gelaten, maar ik niet alleen. Namen noem ik niet, want dan is weer de ene schuldig of de andere. Ik schiet niet terug, maar die vervalsing…’

Buck beklaagde zich er ook over dat zijn verdiensten voor de wetenschap er bekaaid afkwamen in het rapport. ‘Met een zinnetje over begenadigd docent, enthousiasme en veel promovendi dekken ze achttien jaar af. Wat overblijft is de dictator, de man die iedereen doodsloeg, dat is genoeg om te zeggen “Gaan”.’

Hij vond ook dat Goudsmit hem te snel had laten vallen. ‘(…) hij benaderde mij vanuit een machtspositie want hem trof geen enkele blaam. Zijn naam moest gezuiverd worden.’

Buck excuseerde zich wel voor de valse verwachtingen die hij bij aidspatiënten had gewekt.

Behalve Buck sneuvelden er meer mensen door de affaire. Prof.ir. M. Tels, de rector magnificus van de TU Eindhoven, werd begin 1991 weggestuurd door de universiteitsraad, die vond dat hij onvoldoende aandacht had besteed aan kritische signalen die hem hadden bereikt uit de vakgroep van Buck. Van Genderen overleefde de veldslag in de vakgroep als enige. Van Mierlo, directeur-beheerder van de faculteit, bleef eveneens op zijn stoel zitten, hoewel ook hij lange tijd geluiden had genegeerd dat Bucks onderzoek niet deugde.

In 1991 spande Buck een rechtszaak aan tegen de TU Eindhoven waarin hij eiste dat hij weer in dienst zou worden genomen en zou worden gerehabiliteerd als wetenschappelijk onderzoeker. In september 1992 sloot de TU Eindhoven een geheime regeling met Buck, die zijn juridische acties daarna staakte. De TU Eindhoven rehabiliteerde hem in elk geval niet.

In dezelfde maand verschenen in Trouw twee artikelen die wel eerherstel voor Buck leken in te luiden. Het eerste was een interview met dr. Leo Koole, tweede auteur van het artikel in Science, die zei dat Buck geen vervalser was. ‘De bevooroordeelde commissie-Koumans beschuldigt Buck ervan dat hij één mooi meetresultaat heeft geselecteerd uit een reeks van onbruikbare en dat dat aan vervalsing grenst. Die aantijging slaat nergens op, dat had elke kenner van de techniek waar het hier om gaat aan de commissie kunnen uitleggen.’

Koole vond vooral het beeld dat Bucks medewerkers in Het Parool hadden geschetst, eenzijdig. ‘Positieve kanten van de man zijn categorisch verzwegen. Zijn medewerkers schilderden zichzelf af als zielenpoten die niets tegen de tiranniserende Buck durfden zeggen. Zo was het niet, al die jaren.’

Drie dagen later kwam Buck zelf aan het woord in Trouw. Hij bleek te popelen om weer aan de slag te kunnen. ‘Ze zijn me verschuldigd dat ik het werk kan afmaken. Waarom mag ik dat niet? Ik heb mijn fouten als mens erkend, maar ik zie niet in waar ik als wetenschapper faalde. (…) De beschuldiging van fraude is onheus en gemaakt op wetenschappelijk onhoudbare gronden,’ zei Buck, die bovendien stelde voortdurend controle-experimenten te hebben uitgevoerd. Hij zou Goudsmit zelfs hebben voorgesteld nog vlak voor de perspresentatie in april 1990 een controle-experiment te doen.

Deze voorstelling van zaken stoorde prof.dr. Stan van Boeckel en prof.dr. Emmo Meijer, lid van de commissie-Lemstra. Ze zetten hun visie uiteen tegenover Chemisch Weekblad en Elsevier. Van Boeckel bracht zijn dagboek in, waarin precies stond opgetekend wanneer hij Buck voor het eerst had geconfronteerd met zijn twijfels. Die bleek hij vanaf april 1989 herhaalde malen te hebben geuit, maar Buck werd volgens Van Boeckel alleen maar boos en verwierp elke kritiek op zijn methode.

Over de kwestie of er nu wel of niet fraude was gepleegd, zei Van Boeckel, die goed bekend was met de nmr-techniek: ‘Tja, wat noem je precies fraude? Hij heeft bij zijn oorspronkelijke artikel in Science alleen dat gedeelte van het NMR-spectrum getoond dat zijn verhaal ondersteunde.’ Uit de rest van het spectrum was volgens Meijer te concluderen dat Bucks materiaal niet zuiver was. Van Boeckel noemde Buck nog net geen leugenaar: ‘Steeds over gemethyleerd DNA praten terwijl je weet dat er van alles aan mankeert, is niet bepaald de waarheid spreken.’ Deze gedachtengang vond geen weerklank bij prof. dr. Robert Kaptein, hoogleraar NMR-spectroscopie van de RU Utrecht. Hij zei in Trouw van 1 februari 1994: ‘Uit de NMR-spectra kun je niet afleiden dat de stof verontreinigd is. Daar waren deze experimenten ook niet voor bedoeld.’

Hoe verging het Goudsmit verder na de val van Buck? Die was er in de ogen van veel chemici nogal genadig afgekomen met de correctie in Science, waartoe hij zelf het initiatief had genomen. Deze correctie gold alleen het chemische gedeelte, en niet het virologische gedeelte. Dit vond wetenschapsjournalist Felix Eijgenraam van NRC Handelsblad raadselachtig. Immers, hoe kon Goudsmit in zijn laboratorium een biologische remming hebben gemeten, veroorzaakt door een waardeloze stof? De krant legde de kwestie in september 1990 voor aan vier virologen. Deze concludeerden dat het virologische werk van Goudsmit ‘fragmentarisch’, ‘slecht onderbouwd’ en ‘allesbehalve overtuigend’ was. Hiermee geconfronteerd kondigde Goudsmit na enkele dagen beraad aan ook het virologische deel van het Science-artikel terug te zullen trekken. In oktober 1990 volgde retractie van het gehele artikel, met een door alle auteurs ondertekende toelichting.

Het bestuur van de Universiteit van Amsterdam, Goudsmits werkgever, vond dat er nu een officieel onderzoek moest komen naar de kwaliteit van Goudsmits werk. De uitslag hiervan luidde in februari 1991 dat het virologisch onderzoek ‘niet op wetenschappelijk verantwoorde wijze’ was uitgevoerd. Verder meldde de commissie dat het hier ging om ‘een misstap van een groep die in het verleden heeft laten zien tot goed onderzoek in staat te zijn’. Het bestuur van de medische faculteit eiste garanties dat dit in de toekomst niet meer zou gebeuren, maar Goudsmits kop hoefde niet te rollen.

In 1992 blikte Goudsmit terug op de affaire in Folia, het universiteitsweekblad van de Universiteit van Amsterdam: ‘Er zijn hier op het lab door mijzelf grote fouten gemaakt. (…) Daarvoor wil ik de verantwoordelijkheid geen moment ontlopen. (…) [We hebben] aan de kwaliteitscontrole van het product zélf, en zoals later bleek de contaminaties in het product, niet genoeg aandacht besteed. Iets wat je normaal wel doet.’

Dat dit niet was gebeurd, kwam volgens Goudsmit omdat het onderzoek van Buck maar zijdelings te maken had met het andere onderzoek in zijn laboratorium. Daaruit zei Goudsmit lering te hebben getrokken: ‘Ik concentreer me voortaan op een aantal hoofdlijnen. Kleine probeerseltjes doe ik niet meer. Daar ben ik met de neus op de feiten gedrukt.’

In december 1993 bracht het televisieprogramma Nova verrassend nieuws: Buck zou zijn gerehabiliteerd. Dat bleek volgens Nova uit een ‘geheime’ overeenkomst tussen Buck en de TU Eindhoven en uit twee artikelen van Buck in Proceedings van de KNAW. De primeur van Nova verdampte echter snel. De TU had inderdaad een ‘akte van dading’ opgesteld met Buck, maar alleen om een einde te maken aan de procedures die Buck had aangespannen tegen de universiteit. Onderdeel van de afspraak was dat de partijen verder niet meer naar buiten zouden treden over de affaire, op straffe van een boete van 50.000 gulden. In de overeenkomst stond weliswaar dat het universiteitsbestuur geen bewijzen had dat Buck metingen had vervalst, maar dat hadden de onderzoekscommissies ook nooit beweerd. Met een rehabilitatie had de overeenkomst niets te maken, zo weersprak een woordvoerder van de TU Eindhoven de interpretatie van Nova/Buck.

De artikelen van Buck in Proceedings bevatten een aantal opmerkelijke passages en noten. Hij beschuldigde onder anderen zijn medewerker Marcel van Genderen, een van de coauteurs van het gewraakte stuk in Science, van fraude. Van Genderen reageerde verbaasd, omdat hij niet begreep waarom de redactie van Proceedings hem niet om commentaar had gevraagd op deze ernstige aantijging. De passage was echter ook voor de redactie nieuw. Buck bleek in de drukproeven van zijn artikel nog allerlei wijzigingen te hebben aangebracht, die de redactie niet meer onder ogen waren gekomen, maar door Buck rechtstreeks aan de drukker waren doorgegeven. De KNAW liet vervolgens de gehele oplage van Proceedings vernietigen. Buck mocht deze artikelen in 1996/1997 alsnog publiceren in Proceedings, zonder de toevoegingen.

Buck bleef ook in de jaren daarna op zoek naar eerherstel. In 2001 stapte hij naar de Raad voor de Journalistiek om zich te beklagen over twee artikelen die ten tijde van de affaire waren verschenen in Het Parool. Hij vond dat de resultaten van het onderzoek met fosfaatgemethyleerd DNA te negatief waren afgeschilderd; hij verzette zich tegen het verwijt van wetenschappelijke fraude met het spectrum in Science; en was boos dat een medewerker hem in Het Parool had vergeleken met de Roemeense dictator Ceaucescu. De Raad verklaarde alle klachten ongegrond.

In 2004 publiceerde Buck een artikel waarin hij aan de hand van een twintigtal nmr-spectra aangaf waarom de commissie-Koumans een onjuiste conclusie had getrokken met de aanduiding van het gewraakte NMR-spectrum in Science als ‘grenzend aan vervalsing’.

In 2009 beklaagde Buck zich bij de Nationale Ombudsman over de weergave van de zaak-Buck/Goudsmit in de KNAW-publicatie over wetenschappelijk wangedrag Wetenschappelijk onderzoek: dilemma’s en verleidingen. De KNAW verwijderde daarna de passage uit de webversie van de publicatie en staakte verspreiding van de papieren versie, maar gaf daar geen ruchtbaarheid aan. Buck eiste daarna dat de KNAW de verwijdering bekendmaakte, maar daar gaf de KNAW geen gehoor aan. De Ombudsman, die het gedrag van de KNAW onbehoorlijk vond, oordeelde vervolgens dat de KNAW door overleg had kunnen voorkomen dat Buck zou vallen over het geschetste beeld, al was de zaak volgens de Ombudsman niet denigrerend beschreven in Wetenschappelijk onderzoek: dilemma’s en verleidingen. Ook gaf de Ombudsman de KNAW het advies om met Buck na te gaan hoe de KNAW-leden konden worden geïnformeerd over het schrappen van de zaak uit het boek. De KNAW stuurde de leden vervolgens in maart 2011 een brief met een samenvatting van het rapport van de Ombudsman en een verwijzing naar diens website. Het KNAW-bestuur legde uit dat er geen ruchtbaarheid was gegeven aan de aanpassing van de brochure omdat het het oprakelen van de zaak-Buck niet in het belang achtte van Buck en de KNAW.

In september 2011 laaide de zaak opnieuw op na een afscheidsinterview met prof.dr. Piet Lemstra, in het universiteitsblad Cursor. Lemstra noemde daarin details uit het nooit geopenbaarde rapport van de commissie-Lemstra. Hij beweerde onder meer dat Buck gezinsleden zou hebben bevoordeeld binnen de faculteit. Buck stapte hierna naar de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de TUE, maar deze nam de zaak niet in behandeling. Een oplossing werd gevonden door ook Buck (inmiddels 82) een interview aan te bieden in Cursor. Hij weersprak Lemstra’s beweringen over zijn familie en zei nu eindelijk eens een punt achter de affaire te willen zetten. Desalniettemin begon Buck in het interview opnieuw over de rol van Goudsmit, waardoor Van Boeckel zich genoodzaakt zag te reageren met een ingezonden brief. Na nog een rondje ingezonden brieven sloot de redactie de discussie.

Gezien alle gevoeligheden leek het mij in 2012 verstandig om een concept van mijn reconstructie voor te leggen aan Buck, Van Boeckel en Goudsmit. Dat deed ik met enige aarzeling en ik bereidde me voor op eindeloos gesoebat over details. De uitwisseling met Buck verliep vriendelijk. Hij beperkte zich tot enkele correcties en nuttige toevoegingen. Wel ontstond er discussie tussen Buck en Van Boeckel over de vraag of andere groepen er uiteindelijk wél in waren geslaagd om langere fosfaatgemethyleerd DNA-fragmenten te maken. Het antwoord luidde: ja, maar niet van de lengte die Buck in 1990 in handen dacht te hebben.

Goudsmit reageerde in 2012 niet op mijn e-mails.

PS In 2015 berichtte Retraction Watch nog een keer over een opmerkelijke publicatie van Buck.