De fabels van dr. Jos Schadé
Zaterdag 3 februari verscheen in De Telegraaf een interview met ‘cyberspion of fantast?’ Rian van Rijbroek. Haar verhaal bevat opmerkelijke parallellen met de geschiedenis van ruimtevaartdeskundige dr. Jos Schadé.
Eind jaren zestig volgden vele Nederlanders op de televisie ademloos hoe de Amerikanen via de Apollovluchten de maan naderden. De NTS (de voorganger van de NOS) verzorgde uitgebreide uitzendingen, gepresenteerd door Henk Terlingen. Bij de vlucht van de Apollo 8 in december 1968 stond ‘Apollo Henkie’, zoals Terlingen al snel werd genoemd, in contact met de enige Nederlander op Cape Kennedy in Houston, de Amsterdamse medicus, neurofysioloog en hersenspecialist dr. Jos Schadé. Deze hoofdmedewerker van het Nederlands Centraal Instituut voor Hersenonderzoek had zich bij de NTS gepresenteerd als lid van het medisch team van de NASA en had aangeboden nu en dan te berichten over de toestand van de astronauten, van wie hij de hersenfuncties gedurende de hele vlucht radiografisch zou volgen in het controlecentrum op Cape Kennedy. Voorafgaand aan de lancering van de Apollo 8 sprak Schadé in De Telegraaf met veel kennis van zaken over de medische problemen die astronauten kunnen ondervinden op een ruimtereis. Hij bagatelliseerde overigens het belang van zijn aanwezigheid in Houston: ‘In het grote geheel van die hele geweldige prestatie van zo’n maanvlucht en van al die mensen die ermee te maken hebben, lever ik maar een geweldig kleine bijdrage, zo klein dat die nauwelijks te noemen is.’
Hoe gepast deze bescheidenheid was, bleek enkele maanden later bij de ruimtereis van de Apollo 9. Ook bij deze vlucht was Schadé weer via de telefoon te horen in de NTS-uitzendingen. Op 6 maart 1969 bracht Klaas Jan Hindriks, correspondent in Amerika voor AVRO’s Radiojournaal, echter eigenaardig nieuws. Hij had Schadé in Houston proberen te bereiken om zijn visie te horen op de ziekte van astronaut Schweickart, maar had hem niet te pakken kunnen krijgen. Hindriks zei op de radio: ‘Alhoewel hij voor de NTS maandagcommentaar gaf vanuit Cape Kennedy’s hoofdcontrolekamer, blijft hij voor mij en voor mijn Nederlandse collega Ben van Merendonk, die nog altijd naspeuringen verricht, onvindbaar. De NASA, noch de luchtmacht, noch de medische staf en de veiligheidsdienst en ook dr. Barry [de leider van het medische team , FvK] persoonlijk, heeft ooit van dr. Schadé gehoord.’ Hindriks had ook ontdekt dat er op de desbetreffende maandag vanuit Houston geen gesprek was aangevraagd met Hilversum. De NTS stelde aanvankelijk dat er sprake moest zijn van een misverstand. Programmahoofd Carel Enkelaar stak zelfs de draak met Hindriks: ‘Het is een boeiend verhaal, maar ik kan me niet voorstellen dat we met een spook hebben gesproken de laatste dagen.’
Dat er niet met Hilversum was gebeld was volgens de NTS eenvoudig te verklaren, want de studio zat immers in Bussum. Bovendien hadden zowel het Herseninstituut alsde vrouw van Schadé bevestigd dat deze als lid van het medisch team in Houston zat. Die donderdagavond verscheen Schadé echter niet in de uitzending met een rechtstreeks commentaar. De NTS liet weten dat de Apollo 9 misschien vroeger zou landen en dat de voorbereidingen hierop voor zoveel drukte zorgden dat Schadé zich niet kon vrijmaken. Enkelaar zei die donderdag dat Schadé hem had verteld dat hij mogelijk moest worden overgevlogen naar een van de bergingsschepen in de Stille Oceaan. Schadé had ook laten weten dat Hindriks een volgende keer moest vragen naar doctor Sjadie als hij hem nodig had, want zo spraken de Amerikanen zijn naam uit.
De geïrriteerde hersenonderzoeker had verder gemeld dat hij door de naspeuringen van Hindriks in conflict was gekomen met de veiligheidspolitie van de NASA. De volgende ochtend kwam Enkelaar echter met een heel ander verhaal naar buiten. Hij had die nacht gesproken met William Schumate, een lid van het medisch team van de NASA, en die had hem verteld dat hij Schadé inderdaad bij de vlucht van de Apollo 8 in december had ontmoet in Houston, maar hij betwijfelde of Schadé, die zich had voorgesteld als directeur van het Herseninstituut, toen in het controlecentrum aanwezig was geweest. Tijdens de vlucht van de Apollo 9 had hij Schadé in het geheel niet gezien.
Na dit gesprek had Enkelaar opnieuw met Schadé gesproken en die zou nu hebben toegegeven dat hij gewoon in Nederland was en die maand helemaal niet in de Verenigde Staten was geweest. Enkelaar maakte bekend dat de NTS de samenwerking met Schadé direct had verbroken.
’s Middags werd de auto van Schadé door de rijkspolitie onbeheerd aangetroffen bij Warmond op de rijksweg Amsterdam-Den Haag. In de auto lag een compleet draaiboek van de Apollovlucht, inclusief de golflengten waarop de astronauten contact onderhielden met de aarde, zo meldde de Volkskrant.
Schadé, op dat moment de meest gezochte man van Nederland, bleek onvindbaar voor journalisten. Alleen een journalist van Het Parool kreeg hem te spreken, gewoon thuis in zijn villa in Nieuwendam. Schadé beweerde op vrijdagochtend vanuit New York op Schiphol te zijn aangekomen. Onderweg naar huis had hij motorpech gekregen. Hij hield stug vol naar de VS te zijn geweest, ook al kon de KLM hem niet op de passagierslijst vinden. Hij probeerde dat te bewijzen met een stempel in zijn paspoort, gedateerd op 27 februari 1969, een hotelrekening die liep van 27 februari tot en met 3 maart, en een telefoonrekening voor een Long Distance Call, gedateerd op 3 maart 1969 en op naam van Schadé.
Wat de hersenonderzoeker in de VS zou zijn overkomen, was ronduit verbluffend: ‘Donderdag 27 februari kwam ik op Kennedy Airport aan. Daar werd ik door een Nederlands sprekende FBI-agent uit de rij passagiers gehaald en twee uur lang ondervraagd. Men was op de hoogte dat ik vlak na de Geminivluchten voor een psychologencongres in Moskou en Leningrad geweest was. Ook wist de FBI dat ik van 14 tot 24 april aanstaande opnieuw een reis door Rusland ga maken. Die reis is aangeboden door de uitgevers van het in het Engels verschijnende wetenschappelijke tijdschrift Brain Research, waarvan ik hoofdredacteur ben. Na die ondervraging op het vliegveld van New York had ik het gevoel voortdurend geschaduwd te worden. Er was bij NASA namelijk een lek ontdekt, dat snel gedicht moest worden. Ik was verdacht. Op Houston Control en op Kaap Kennedy heb ik namelijk twee medische vriendjes zitten, die mij van inlichtingen voorzagen en een interne lijn verschaften, zodat ik aan het NTS-verzoek kon voldoen om nieuws door te bellen. Die inlichtingen van mij waren zo goed, dat Bussum de gegevens vaak tien minuten eerder binnen had dan Houston Control zelf.’
Daarmee verklaarde Schadé een feit waarover iedereen zich had verbaasd. Ook voor andere raadsels had Schadé oplossingen: ‘Op de een of andere manier is de FBI er toch achter gekomen dat ik over meer faciliteiten beschikte dan de gewone persjongens. (…) Direct na mijn laatste woorden ben ik door de FBI gepakt en naar New York gebracht. Ik ben weer over mijn tipgevers en mijn reizen naar Rusland ondervraagd. Later ben ik onder FBI-geleide per vliegtuig naar Nederland gevoerd. We kwamen hier ’s nachts aan. Ik moest het kantoor van het Herseninstituut op de IJdijk voor ze openmaken. Daar vond de FBI interne medische rapporten van NASA en een aantal foto’s die ik van de Apollo 8 gemaakt heb. De spullen zijn mee naar Amerika genomen en zelf werd ik weer onder geleide naar New York getransporteerd. Ik kan niet zeggen wanneer dat precies geweest is, maar het heeft zich allemaal tussen afgelopen maandag en vrijdagochtend afgespeeld. In New York ben ik nogmaals dagen ondervraagd. Daarover kan ik niets meedelen omdat Buitenlandse Zaken en de BVD met de FBI in contact staan. Op last van de FBI moest ik de uitzendingen vanuit New York gewoon voortzetten en doen alsof ik in Houston zat. (…) Mijn gegevens hebben ze in New York achtergehouden. Vrijdagochtend ben ik nogmaals onder geleide van de FBI op Schiphol aangekomen,’ aldus Schadé in Het Parool.
Hij was zeer verontwaardigd dat Enkelaar durfde te beweren dat hij niet in Amerika was geweest, en dat Enkelaar buiten hem om een persconferentie had belegd. ‘Maar goed, dat zal wel met de omroeppolitiek te maken hebben, vriendjes blijven met de AVRO en zo.’ De NTS had de hele zaak volgens hem opgeblazen. ‘Ze wilden in mij de grote medische man van NASA zien, die ik nooit beweerd heb te zijn. Nu probeert de NTS via mij alle schuld van zich af te schuiven. Ik heb voor de NTS grote risico’s genomen, heb andere mensen in gevaar gebracht en ze betaalden me daarvoor honderd gulden per telefoongesprek plus 300 gulden als ik de NTS een jaar lang van advies zou dienen. Ik deed het niet om het geld, ik heb trouwens nog nimmer een cent van ze gezien. Nu ben ik stuk. Volledig kapot. Ik heb me door een journalistieke stunt onmogelijk gemaakt en ik zal mijn ontslag moeten indienen,’ jammerde Schadé aan het slot van het unieke interview in Het Parool.
Na het weekeinde werd bekend dat Schadé enkele weken zou worden verpleegd. Voor een collega-neurofysioloog, die de affaire een menselijk drama van de eerste orde noemde, was zijn optreden niet geheel nieuw: ‘Schadé zoekt het spektakel, hij voelt een bijna ziekelijke drang om in de publiciteit te komen,’ zei hij in Het Parool. ‘Je ziet hem bijvoorbeeld soms ook als financieel-economisch deskundige op verenigingsgebied opduiken, hij examineert fysiotherapeuten over vakken die niets met zijn eigen gebied te maken hebben, hij redigeert boeken die buiten zijn werkterrein liggen, maar waar wel met grote letters zijn naam op staat, en dat doet hij allemaal met een enthousiasme en werklust, die het op het eerste gezicht allemaal geloofwaardig maken. De afschuwelijke affaire die nu aan de gang is, bewijst dat deze man ziek moet zijn, anders doe je toch zoiets niet. Dit moet toch pathologie zijn. Wij als zijn collega’s zullen moeten proberen hem in de wetenschappelijke sfeer terug te brengen.’
Dat lukte blijkbaar, want op 27 maart meldde Het Parool dat Schadé zijn excuses had aangeboden aan de NTS en weer aan het werk was gegaan bij het Herseninstituut. Zijn werkgever had geen reden tot ontslag gezien in de affaire, omdat op zijn wetenschappelijke werk voor zover bekend niets viel aan te merken. Ook Enkelaar verklaarde de zaak voor gesloten. ‘[W]ant wat is er voor de NTS eigenlijk aan de hand? Dr. Schadé heeft zonder twijfel ter zake kundige commentaren geleverd. Hij heeft echter niet vanuit Houston gebeld, zoals was afgesproken.’ Enkelaar wist inmiddels ook hoe Schadé dan wél aan zijn informatie was gekomen: hij had met een radio de verbinding afgeluisterd die de NASA via de PTT doorgaf aan de Amerikaanse vliegbasis in Soesterberg, en Nederland ingelicht vanaf Cape Warmond.
Neil Armstrong zette op 21 juli 1969 zonder het deskundig commentaar van Schadé de eerste voet op de maan.
Acht jaar later kwam Schadé opnieuw in het nieuws. Met zijn jeugdvriend prof.dr. Piet Biersteker, die hem in 1967 al aan een parttime lectoraat neurofysiologie in Utrecht had geholpen, had hij in Utrecht de Stichting Utrechtse Paramedische Academie (SUPA) opgezet, een opleiding voor fysiotherapie. Schadé werd hiervan directeur. Biersteker was ervan op de hoogte dat artsen Schadés ruimtevaartcommentaren hadden gediagnostiseerd als Pseudologia fantastica (een onbedwingbare neiging om gefantaseerde belevenissen waarin iemand zelf de hoofdrol speelt voor te stellen als waar gebeurd), maar hij meende dat Schadé, als hij in toom werd gehouden, goed werk kon verrichten op onderwijskundig gebied. Bovendien had deze in het verleden bewezen erg handig te zijn in het verwerven van fondsen. Het tweetal Biersteker/Schadé zat ook achter de Stichting Medische Bibliotheek in Houten. De boekhoudingen van deze twee stichtingen liepen al snel op een zeer ondoorzichtige manier door elkaar heen, tot wanhoop van administrateur A.J. Bakema van de SUPA. Na diens klachten werd in 1974 een accountantsonderzoek gehouden, dat uitwees dat Schadé meer dan twee ton aan subsidies van het ministerie van Onderwijs voor zijn nevenactiviteiten had gebruikt. Uiteindelijk kwam ook de accountantsdienst van het ministerie eraan te pas. Schadé slaagde er met zijn enorme verbale vermogens echter in de rijksaccountant op een dwaalspoor te brengen en maakte de administrateur zo zwart dat deze naar huis werd gestuurd. Het duurde uiteindelijk tot het voorjaar van 1978 voordat Schadés kluwen van leugens was ontward. Na Kamervragen en vier diepgravende artikelen van Klaas Samplonius in het weekblad Accent werd Schadé uiteindelijk op non-actief gesteld. Hij schreef daarna nog een flink aantal boeken. Zo was hij samensteller van Medicijnen zonder recept en de Nieuwe Geneesmiddelengids; en schreef hij mee aan het cursusboek van de televisiecursus Over mijn lijf die Veronica en TROS in 1990 uitzonden. Aan de fantastische vertellingen van Schadé lijkt echter een eind te zijn gekomen.
Bronnen: De Telegraaf, 21 december 1968; Het Parool 7, 8, 10 en 27 maart 1969; de Volkskrant, 7, 8 en 10 maart 1969; Accent, 30 juli en 6 augustus 1977, 18 februari 1978; Carel Enkelaar, Ooggetuige. Achterkanten van de media, z.p. 1992, p. 338-352; gesprek in 1992 met prof.dr. J. Ariëns Kappers.