De mythische Watersnoodwedstrijd in Parijs
Op 12 maart 1953 wonnen Nederlandse topvoetballers in het Parc des Princes in Parijs de beroemde Watersnoodwedstrijd tegen Frankrijk. Volgens een hardnekkige mythe zou de KNVB zich fel hebben verzet tegen deze benefietwedstrijd. Maar de bond maakte de wedstrijd juist mogelijk blijkt uit archiefonderzoek.
In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 overstromen door een combinatie van noordwesterstorm en springtij grote delen van Zuid-Holland, Zeeland, West-Vlaanderen en Noord-Brabant; Dordrecht ontsnapt ternauwernood aan overstroming. Het KNVB-bestuur blaast het voetbal die zondag niet af, omdat de omvang van de ramp pas in de loop van de ochtend langzaam duidelijk wordt. Veel teams zijn bovendien al onderweg, zodat er bij afgelasting nog meer chaos zou ontstaan. Ook weet de KNVB niet zeker of een radiobericht over afgelasting iedereen wel zal bereiken, omdat er elektrische centrales zijn uitgevallen.
Er blijken uiteindelijk ruim 1800 doden te zijn gevallen en 72.000 men- sen moeten worden geëvacueerd. De schade aan huizen en inboedels is enorm. Het weekend daarna wordt er niet gevoetbald vanwege de nationale rouw die de regering heeft afgekondigd.
Meteen na de overstromingen start het Nationaal Rampenfonds onder voorzitterschap van prins Bernhard een inzamelingsactie voor de slachtoffers. De eerste dag komt er al twee miljoen gulden binnen. Ook de KNVB besluit een bijdrage te leveren door een benefietwedstrijd te organiseren voor het Rampenfonds. Via de rondzendbrieven die KNVB-secretaris Lo Brunt aan zijn collega’s stuurt om hen op de hoogte te houden van de dagelijkse gang van zaken op het bondsbureau, is precies te reconstrueren welke ingewikkelde intriges vervolgens leiden tot het spelen van een tweede benefietwedstrijd in Frankrijk, de beroemde Watersnoodwedstrijd. Over die wedstrijd doet al 65 jaar de hardnekkige mythe de ronde dat de KNVB zich fel zou hebben verzet tegen het spelen ervan. Ten onrechte.
Op 5 februari 1953 maakt secretaris Brunt een eerste opzet voor een interland tegen Denemarken op 7 maart. De dag daarna krijgt hij van Karel Lotsy (de maand daarvoor afgezwaaid als KNVB-voorzitter) een briefje doorgestuurd van de voorzitter van de Duitse voetbalbond Peco Bauwens, die ‘Lieber Karel’ daarin meldt dat hij een benefietwedstrijd zou willen organiseren tussen een Nederlands en een Duits team. Brunt blijkt daar wel voor te voelen, maar het Joodse KNVB-bestuurslid Martijn Sajet ziet helemaal niets in het voorstel omdat hij de Duitsers haat. ‘Wanneer ik een compagnon heb die zich tegenover mijn vrouw en dochters op schandelijke wijze zou misdragen en het zou mij in zaken beroerd gaan, dan zou ik nog liever van honger creperen, dan dat ik van zo een heerschap een gift zou aannemen.’ Hij noemt het aanbod van Bauwens ‘politiek gezien handig maar ’t ligt er te dik op’. Sajet zegt dat Brunt de Duitse bond maar moet terugschrijven dat ze best een benefietwedstrijd mogen organiseren voor Nederland, zolang er maar geen Nederlands team bij betrokken hoeft te worden.
Op 6 februari spreekt Brunt met de Deense bond, die akkoord gaat met het spelen van een interland op 7 maart. Die dag komt er volgens Brunt ook een ‘prachtig aanbod’ van de Fransen binnen. Hij is gebeld door het ANP, dat aankondigt dat de Franse voetbalbond de KNVB een aantal voorstellen zal doen om Nederland te helpen: ze willen een deel van de recettes van de laatste zestien wedstrijden om de Franse Cup afstaan; ze willen de recette afstaan van een lichtwedstrijd in Parijs tussen een Frans en Nederlands elftal; ze willen voor Nederland regionale wedstrijden organiseren tegen Nederlandse districtselftallen; en elke Franse club wil een of twee kinderen uit Nederland adopteren. Brunt kondigt aan dat hij de andere bestuursleden de volgende dag zal bellen over dit aanbod.
Op 7 februari maakt Brunt een conceptpersbericht over de interland tegen Denemarken, dat hij die avond verstuurt na goedkeuring van de anderen. Er gaat ook een brief naar de FIFA met de vraag of de gebruikelijke afdracht van 2 procent van de recette in dit geval achterwege mag blijven. Brunt krijgt die dag ook een brief van de Nederlandse KNVB-consul in Parijs, Coucke, die een telefoontje heeft gekregen van Gaston Benac, een redacteur van France Soir. Deze Benac wil een wedstrijd organiseren tussen de Nederlandse profs in Frankrijk en een Franse profselectie. Coucke heeft hem doorverwezen naar de Franse voetbalbond FFF. De consul heeft gehoord dat de FFF maandagavond 9 februari gaat vergaderen over een voorstel aan Nederland. Hij vraagt hoe Nederland aankijkt tegen spelen tegen Frankrijk. Coucke stuurt ook een voorstel mee van Theo Timmermans (prof bij Nîmes) om een wedstrijd te spelen met elf Nederlandse profs in Frankrijk.
Brunt bedenkt die dag met zijn collega’s Hopster, Kruyver en Reyseger het volgende plan: ‘Een Frans elftal speelt in Parijs tegen een elftal van Nederlandse profs die in het buitenland vertoeven. Niet alleen profs uit Frankrijk doch ook Faas Wilkes (Torino, FvK) en Frans de Munck (FC Köln, FvK) zouden kunnen meespelen.’ Brunt heeft nog niet alle bestuursleden kunnen bellen, maar hoopt dat iedereen akkoord gaat.
Brunt wil het Nederlands-Franse profgezelschap niet in Nederland ont- vangen, omdat de voetbalbond tegenstander is van de komst van betaald voetbal in Nederland. ‘Het is een gevaarlijk spelletje om de profs in Nederland tegen een Nederlands elftal te laten spelen. Ik ken uw aller standpunt. De zaak is nog een beetje moeilijker geworden omdat Hans Tetzner [deze oud-international is commissaris van het Olympisch Stadion en groot voorstander van de invoering van beroepsvoetbal, FvK] gisteren met prins Bernhard dit laatste idee heeft besproken. De prins was er enthousiast voor en heeft zijn secretaris opdracht gegeven zich met mij in verbinding te stellen. Als ik deze kan vertellen dat het bondsbestuur al een oplossing heeft gevonden, zal hij wel tevreden zijn. Er staat zoveel voor het Nederlands elftal op het programma dat wij de jongens nog niet meer kunnen vragen. Laat ons hopen dat Nederland-Denemarken de klapper wordt die ervan wordt verwacht.’
Brunt krijgt inderdaad een telegram van dr. F.A. de Graaff, de particuliere secretaris van prins Bernhard: ‘In opdracht zkh de Prins der Nederlanden bericht ik u dat hem in kwaliteit voorzitter Nationaal Rampenfonds van de zijde van Bestuur Amsterdams Stadion voorstel bereikt inzake organisatie voetbalwedstrijd elftal Nederlandse professionals Frankrijk en Italië tegen Nederlandse combinatie stop men verwacht opbrengst van drie ton stop begrepen worden moeilijke kwesties hieraan verbonden doch Zijne Koninklijke Hoogheid verzoekt toch zeer ernstige overweging stop verzoeke nader contact met mij te willen opnemen = De Graaff secretaris.’
Brunt schrijft zijn collega’s dat toen Tetzner met de prins sprak nog niet bekend was dat Nederland tegen Denemarken zou spelen. ‘Inmiddels hebben wij het voorstel gedaan Nederlandse profs in Parijs te laten spelen, waarop nog geen antwoord is gekomen.’ De Graaff blijkt begrip te hebben voor het KNVB-standpunt om de Nederlandse profs niet in Nederland te laten spelen. Brunt zegt de secretaris dat hij hoopt dat de prins naar Nederland-Denemarken komt kijken.
Op 11 februari meldt consul Coucke dat de Franse bond niet wil spelen tegen de Nederlandse profs. ‘Het gaat niet alleen uit van de bond, maar in het algemeen van het Franse volk en daarom moet het een wedstrijd zijn Holland-Frankrijk. Een wedstrijd van de Nederlandse spelers hier gevestigd in Frankrijk is uitgesloten, het moet Holland zijn.’ Als datum wordt genoemd 25 februari. Brunt zit ermee in zijn maag en schrijft aan zijn collega’s: ‘Dit is een buitengewoon moeilijk geval, omdat het niet prettig is om buitenlanders die de vriendhand reiken voor het hoofd te stoten.’
Hij bespreekt het probleem met Hopster en Kruyver, die geen overhaast besluit willen nemen en het punt doorschuiven naar de bestuursvergadering van zaterdag 14 februari. De Fransen schatten dat ze 15.000 gulden kunnen binnenhalen met de wedstrijd, wat Brunt wel wat weinig vindt. De secretaris belt Coucke over het uitstel van een beslissing, die ‘zeer teleurgesteld’ is over Brunts ‘weinig enthousiaste houding’. Intussen storten diverse buitenlandse voetbalbonden geld uit eigen kas: de Duitse bond 9000 gulden, de Italiaanse 6000 gulden en de Zwitserse 10.000 gulden.
Op de bestuursvergadering van 14 februari blijkt dat de Technische Commissie vreest dat een wedstrijd van het Nederlands elftal tegen het Franse elftal zal eindigen in een grote nederlaag. De Nederlandse voetballers zijn door de winterstop maanden niet in het veld geweest en de centrale training van het Nederlands elftal is nog niet begonnen. De Franse competitie daarentegen is geen enkele week onderbroken en het Franse nationale elftal is bovendien zeer sterk op dat moment. Het KNVB-bestuur besluit Kruyver en Brunt naar Parijs te sturen om de Franse voetbalbond te laten weten dat het onmogelijk is deze wedstrijd te arrangeren. ‘Er zal evenwel worden getracht een wedstrijd te organiseren tussen het Franse elftal en de in Frankrijk, respectievelijk in Italië en Duitsland wonende profs,’ zo wordt besloten.
Op 20 februari vliegen Brunt en Kruyver naar Parijs. Ze komen daar met de Franse bond overeen om toch een wedstrijd te laten spelen tussen Frankrijk en de Nederlandse profs. Deze zal op 12 maart plaatsvinden in het Parc des Princes en de profs zullen niet in het oranje spelen (dat is de kleur van het echte Nederlands elftal), maar in rood shirt, witte broek en blauwe kousen. Na afloop zal de Franse bond een eremaaltijd aan bond en spelers aanbieden.
Enkele dagen later spreekt de KNVB in Keulen met de Duitse bond. Ze maken duidelijk dat een wedstrijd Nederland-Duitsland nog een brug te ver is, maar een wedstrijd tussen West-Duitsland en Oost-Nederland is wel acceptabel.
Oud-bondsvoorzitter Lotsy staat geheel buiten de onderhandelingen over de wedstrijd van de Franse profs. Wel stuurt hij Brunt op 26 februari 1953 een briefje als hij in de krant leest dat Bram Appel zich tot prins Bernhard heeft gewend voor een wedstrijd van de profs in Nederland. ‘Ik kan ons bestuur niet genoeg adviseren en dringend aanraden hierop niet in te gaan. Heren als Appel e.d. hebben andere oogmerken. Een deel van de pers zal zich als hyena’s op de wedstrijd werpen (…) Er zullen beslist acties ten bate van het semiprofessionalisme opnieuw ontketend worden. Bovendien zullen straks Appel c.s. zeggen: voor geld spelen, voor liefdadige doeleinden zijn we goed genoeg, maar bijvoorbeeld om ons als amateurs terug te nemen niet! Drogredenen natuurlijk, maar gij zult het zien.’ Brunt checkt het verhaal bij Appel, maar dat blijkt niet te kloppen.
Het KNVB-bestuur gaat op 28 februari 1953 akkoord met de afspraken van Brunt en Kruyver, maar legt meteen vast dat ‘nimmer toestemming zal worden gegeven dat de Nederlandse professionals een wedstrijd in Nederland spelen tegen het Nederlands elftal’.
De aankondiging van de wedstrijd in Parijs zorgt voor grote opwinding in Nederland. Journalist Van Emmenes stelt vast dat geen mens warm loopt voor Nederland-Denemarken op 7 maart, ‘al zal de waardering voor het goede doel het Stadion wel vol maken’. Er is volgens hem maar één onderwerp dat de mensen bezighoudt: ‘Parijs! Gaat u ook naar Parijs? Je hoort niet anders, van de slager, de schillenboer, de glazenwasser, de tramconducteur, de exclusieve ober en de kapper.
Van Emmenes komt nog even terug op Lotsy’s opmerking van vóór de Watersnoodramp dat lezers van dag- en sportbladen niet geïnteresseerd zouden zijn in buitenlandse profs. ‘Nou, nou! Niet zodra wordt bekend of die spelers gaan met hangen en wurgen en feitelijk zonder backs een elftal formeren of heel voetballend Nederland staat op z’n kop,’ aldus de ingenieur.
Het Feijenoordstadion loopt op 7 maart inderdaad vol voor de wedstrijd tegen de Denen. Prins Bernhard schudt aanvoerder Abe Lenstra vooraf de hand. Opnieuw wordt duidelijk hoe zwak Nederland is want het wordt een 2-1 nederlaag, de Nederlandse goal is van Abe. Financieel is de wedstrijd wel een succes met een opbrengst van 200.000 gulden voor het Rampenfonds.
Er gaan vijf- à tienduizend Nederlanders naar het Parc des Princes in Parijs, onder wie ook Abe Lenstra. Van de 38.000 plaatsen in het Parc des Princes blijven er zesduizend leeg. De recette bedraagt 114.000 gulden.
Voor Nederland komen in het veld: De Munck (prof bij FC Köln in Duitsland), Vreken, Van der Hart, De Vroet, Schaap, De Kubber, Appel, Timmermans, Van Geen, Rijvers en De Harder. Faas Wilkes mag van Torino niet meespelen vanwege een knieblessure. De grootste naam aan Franse zijde is Raymond Kopa. De Nederlandse profs winnen verrassend maar verdiend met 2-1 door doelpunten van De Harder en Appel. Voor de KNVB zijn aanwezig de bestuurders Reyseger, Sajet, Kruyver, Dénis en Hoolboom. Brunt begeleidt de spelers en houdt na afloop een ‘enthousiaste speech’.
‘De toekomst zal leren in hoeverre deze wedstrijd (…) als een historisch sportevenement zal worden aangemerkt,’ schrijft Van Emmenes. ‘Of de strijd tegen het krampachtig vasthouden aan een verouderd amateurisme opnieuw zal oplaaien, dient te worden afgewacht. Deze wedstrijd in Parijs heeft vele duizenden wellicht de ogen geopend, maar of het gedenkwaardige resultaat ervan zal kunnen leiden tot een koerswijziging van voetballeiders die zich tot dusver blind voor de werkelijkheid hebben getoond? Wij moeten het eerlijk gezegd betwijfelen.’
Maar de geest is uit de fles na de Watersnoodwedstrijd en de komst van profvoetbal in Nederland blijkt niet meer te stuiten. Op 4 juli 1954 gaat de bondsvergadering van de KNVB uiteindelijk akkoord met de invoering van semiprofessioneel voetbal met ingang van het nieuwe seizoen.
(Dit is een bewerking van een hoofdstuk uit De Dordtse magiër. De val van volksheld Karel Lotsy.)